Hellingspercentages en overgangsbogen bij (stallings) garages
Bij de meeste parkeer- en stallingsgarages moeten auto’s via een of meer hellingbanen bij hun parkeerplaats komen. Hellingbanen zijn vaak van grote invloed op het ontwerp. Te steile hellingbanen kunnen oorzaak zijn van schade. Omdat het wagenpark zich verder ontwikkelt, is het belangrijk om na te gaan of de geldende richtlijnen nog adequaat zijn. Een praktische blik op de normering.
[Dit artikel verscheen eerder in Vexpansie 2022-2. | Tekst: Jitze Rinsma en Jeroen Quee, redactieleden Vexpansie]
Hellingbanen zijn bepalend voor het ontwerp, de ontsluiting en de circulatie. Ontwerpers passen vaak steile hellingbanen toe omdat deze naar verhouding de minste hoeveelheid ruimte innemen. Onjuist toegepaste hellingen kunnen oorzaak zijn van schade aan voertuigen of aan de parkeergarage. Als de horizontale parkeervloer of entree en de helling ‘koud’ tegen elkaar worden gelegd, ontstaat een stompe hoek. Bovenaan en onderaan de helling kan er daardoor een probleem ontstaan doordat de auto de bodem raakt. Dat kan leiden tot beschadiging aan auto en wegdek.
In de NEN 2443 zijn eisen aangegeven waar hellingbanen uit oogpunt van gebruiksvriendelijkheid, berijdbaarheid en voorkoming van schade aan moeten voldoen. Omdat het wagenpark zich verder ontwikkelt is het belangrijk om na te gaan of deze ontwikkelingen effect hebben op het berijden van hellingbanen. De bepalende parameters hierbij zijn bodemvrijheid, wielbasis en helling percentage.
Bodemvrijheid van personenauto’s
Op internet is bij de technische specificaties van de meeste auto’s de bodemvrijheid niet aangegeven. Dit hangt mede samen met de wijziging die de berijder hierin kan aanbrengen. De bodemvrijheid kan veranderen door het toe te passen veersysteem, het type banden, het aantal personen in de auto, de bagage en accessoires zoals trekhaak en spoilers. Bij EV’s zit vaak onder een groot deel van de carrosserie een accu-pakket en om de luchtweerstand te beperken wordt bij sommige modellen de bodemvrijheid zo veel mogelijk beperkt. Zo bedraagt de bodemvrijheid van een veel verkochte EV, de Tesla model S 2020, 0,116 m. Mogelijk is onder bepaalde omstandigheden de bodemvrijheid zelfs nog minder.
In de publicatie van het CROW nr. 279 ‘Karakteristieken van voertuigen en mensen’ (2010) wordt gesproken over een gemiddelde bodemvrijheid van 0.10 m. In die publicatie wordt niet uitgelegd hoe de waarde tot stand is gekomen en wordt ook niet aangegeven hoe groot de steekproef is waarop de waarde is berekend.
In bijlage A van de NEN 2443: 2013 worden de afmetingen van het normvoertuig beschreven. De bodemvrijheid is daarin niet opgenomen. De bodemvrijheid lijkt daarmee een maat waar per type en tussen types/merken sprake is van behoorlijke marges.
Navraag bij de RDW leert dat er in Nederland geen norm is voor de minimale bodemvrijheid. In sommige ons omringende landen (Duitsland, België) is die er wel: 0.10 m.
De wielbasis
De wielbasis van een zogenaamd normvoertuig zoals die op basis van de CROW-publicatie uit 2010 omschreven staat in de bijlage van de NEN 2443 2013 bedraagt 2,77 m. met een percentiel van 95 procent. Dat bekent dat 95 procent van de auto’s een kortere wielbasis heeft. Het blijkt dat er in de afgelopen jaren auto’s in Nederland op de markt zijn gekomen zoals de eerdergenoemde Tesla S 2020 die een wielbasis heeft van 2,92 m. Dit is ruim meer dan de in de NEN genoemde 2,77 m, waarbij ook nog eens de bodemvrijheid gering is.
In het Duitstalige boek ‘Parkhauser –Garagen’ (2009) van A. Pech e.a. wordt aangegeven dat de wielbasis over de laatste decennia vrij constant is. In genoemd boek staat dat uit onderzoek in Duitsland en Oostenrijk blijkt dat de wielbasis van personenauto’s maximaal 3,10 m is.
Zeker in stallingsgarages onder wooncomplexen kan het zijn dat men auto’s wil stallen met een relatief grote wielbasis, groter dan die als norm genoemd wordt in de NEN 2443. Een concreet voorbeeld is de Tesla model S. De maatvoering van voetbogen lijkt minder kritisch omdat de afmetingen van auto’s achter de achterwielen (de achterhang) en voor de voorwielen (de voorhang) de afgelopen jaren bij auto’s korter zijn geworden.
Hellingpercentages en -overgangen
Bij het ontwerp van hellingen bij parkeervoorzieningen moet bij de overgang naar en vanaf horizontale gedeelten worden gelet op het gevaar van schade aan de onderzijde van de auto’s. Zo blijkt uit een ANWB-onderzoek in openbare parkeergarages dat bij 90 procent ervan het hellingpercentage meer dan 10 procent bedroeg. Andere recente onderzoeken zijn niet bekend.
Om schade te voorkomen moet volgens de geldende NEN 2443: 2013 bij hellingen steiler dan 14 procent een overgangshelling/boog worden toegepast. In verband met het rijcomfort bedraagt de in de helling gemeten lengte van de overgangshelling ter plaatse van de top boog 1,385 m (de halve wielbasis) en bij een voetboog 2,77 m (de hele wielbasis).
De afgelopen jaren is de kennis en kunde wat betreft ontwerp en uitvoering bij diverse betrokkenen sterk verbeterd. De vigerende richtlijnen worden veelal toegepast. Wel kunnen bij hellingbanen en de overgangen afwijkingen optreden die een gevolg zijn van: echte fouten, maat toleranties bij het uitzetten van de helling en de overgangsboog, maatafwijkingen van producten, uitvoering, zettingen, vlakheid van de helling en het krimpen van het beton.
Een toekomstbestendig ontwerp houdt zoveel mogelijk rekening met mogelijke ontwikkelingen. Om te allen tijde bij gebruik van de hellingbaan door voertuigen met lage bodemvrijheid en lange wielbasis schade te voorkomen zou men niet moeten uitgaan van de eis uit de NEN 2443, maar van een ‘maximaal voertuig’. Dat wil zeggen van een voertuig met een minimale bodemvrijheid van 0,10 m en een maximale wielbasis van 3.10 m. (volgens Handboek van A.Pech: ‘Parkhauser-Garagen’). Pech berekent dat bij een zogenaamd maximaal voertuig de overgang van horizontaal naar een helling zonder overgangshelling een helling percentage van 12,9 procent hoort. Dat percentage is kleiner dan de eis uit de NEN 2443, die 14 procent bedraagt. In dat geval wordt geadviseerd bij het ontwerp van hellingen overgangsbogen toe te passen bij een helling percentage ≥ 10 procent in plaats van bij 14 procent. Omdat het rijcomfort bij stallings-garages minder belangrijk is dan bij openbare garages kunnen overgangsbogen korter zijn dan de halve wielbasis. Pech geeft daarvoor maten.
Meer informatie
> Tekst: Jitze Rinsma, Rinsma Parkeeradvies, en Jeroen Quee, Sweco
Meer nieuws
Parkeergedrag veranderen, hoe doe je dat?
Gedrag en parkeren is een zeer actueel onderwerp dat bij de parkeerprofessionals van álle gemeenten speelt. Vandaar de Themadag Gemeenten over: Parkeergedrag veranderen, hoe doe je dat? Een terugblik.
Lees meerDeelmobiliteit: leren van parkeren
Het feit dat wetenschappers regelmatig bezig zijn met parkeren is al een enorme ontwikkeling. De sector is volwassener geworden. Parkeerprofessionals worden vaak al in een vroeg stadium betrokken.
Lees meerCanadees parkeren
Het Canadees parkeren, oftewel het met twee wielen op het trottoir parkeren is in veel steden een probleem. Zowel voor voetgangers als hulpdiensten.
Lees meerHoe kijken parkeerprofessionals naar initiatief Landelijk Actieprogramma Parkeren en Verblijven?
Gastsprekers gingen in op een aantal van de thema's van het Landelijk Actieprogramma Parkeren en Verblijven. Het initiatief en de krachtenbundeling van CROW
Lees meerKrachtenbundeling voor Landelijk Actieprogramma Parkeren en Verblijven
Het initiatief van CROW, GNMI, SHPV en Vexpan om tot een Landelijk Actieprogramma Parkeren en Verblijven te komen, is dinsdag 12 april door parkeerprofessionals goed ontvangen.
Lees meerWkb: veranderingen Burgerlijk Wetboek in de praktijk
Bij inwerkingtreding van de Wkb worden vijf veranderingen doorgevoerd in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Doel: verbeteren van de kwaliteit van bouwwerken
Lees meerOp de hoogte blijven?
Wil je op de hoogte blijven van onze nieuwsberichten? Meld je dan aan voor de nieuwsbrief. Of volg ons op onze sociale media.